Aluk to Dolo
Aluk To Dolo shows how a family history became intertwined with the colonial history of the former Dutch East Indies. The story is set in Central Celebes (now Sulawesi), Indonesia, the home of the Toraja people, where the grandfather of Ringel Goslinga (NL) was appointed missionary doctor in 1933.
Read more …
HET FINANCIEELE DAGBLAD | FD PERSOONLIJK | IN BEELD | PAGINA 31-37 | 1 MAART 2025
DE WEG VAN DE VOOROUDERS
Fotograaf Ringel Goslinga reisde naar Sulawesi, waar zijn opa in 1933 als zendingsarts neerstreek. Hoe vloeien de verhalen van zijn familie en de lokale bevolking in elkaar over?
Als kind was Ringel Goslinga al nieuwsgierig naar het verleden van zijn familie, en dan vooral
het deel dat zich heeft afgespeeld in wat toen nog Nederlands-Indië heette. Goslinga’s opa ging in 1933 als arts naar het eiland Celebes (tegenwoordig Sulawesi in Indonesië). Hij werkte daar in het zendingshospitaal. In 1957 keerde hij voorgoed terug naar Nederland, met tal van objecten die hij op Sulawesi had verzameld.
Wanneer Ringel als jongetje bij zijn opa op bezoek kwam, ging hij het liefst zo snel mogelijk met hem naar de studeerkamer, om daar die spullen te bekijken. ‘Er hing een sfeer die ik erg aangenaam vond.’ Graag wilde hij de achterliggende verhalen horen, meer te weten komen over het Indonesische leven van zijn opa. Maar die deed er het zwijgen toe. Net als zijn vader.
Die was in 1940 op het eiland ge- boren, maar keerde na de Japanse bezetting getraumatiseerd terug in Nederland. ‘Hij heeft daar gezien hoe een jappenkamp veranderde in een vuurzee en is stotterend naar Nederland gekomen.’
Bergvolk
Goslinga beschrijft zijn vader als iemand die ‘heel erg in het nu leefde’. Het lukte hem niet door diens zwijgen over het verleden heen te breken. ‘Als ik erover begon, maakte hij alleen een koppensnellersgebaar, als verwijzing naar de oude tradities van de Toraja’s, het bergvolk waarbij mijn opa en vader op Sulawesi hebben gewoond.’
In de laatste jaren van zijn vaders leven dook Goslinga de archieven in, om zo alsnog meer te weten te komen over de Indische wereld van zijn opa en vader.
‘In zendingsblaadjes las ik over een Nederlandse missie naar de Torajalanden, in 1913’, vertelt hij. ‘De eerste zendeling was A.A. van de Loosdrecht. Hij kwam in het hart van de gemeenschap terecht en wilde hun taal en gewoonten leren begrijpen voor hij met zijn zendingswerk begon. Doordat hij zich openstelde voor de bevolking kreeg hij aanzien, maar niet iedereen waardeerde zijn aanwezigheid. In 1917 werd hij met een speer vermoord.’
Voorouders
Toen Goslinga in 2017 zelf naar Sulawesi ging, wist hij niet hoe hij zou worden ontvangen. ‘Ik hield er rekening mee dat ik niet welkom zou zijn, maar het is een christelijke gemeenschap en ik werd
er omarmd.’ Hij had boekjes en foto’s bij zich uit de archieven. Die bleken de sleutel om met mensen in gesprek te raken. ‘Onder hen waren ook nazaten van degenen die de moord op Van de Loosdrecht hadden beraamd. Ze wezen hun voorouders aan op de foto’s.’
Goslinga legde die ontmoetingen vast en leerde gaandeweg over de lokale gewoonten en gebruiken. Maar er waren aspecten waar hij ‘moeilijk in kwam’, vooral met betrekking tot het animisme dat deel is van de oorspronkelijke Toraja-cultuur. Als voorbeeld noemt hij de drakenbloedplant. ‘Ik merkte dat mensen die telkens vastgrepen, als een houvast, maar als ik ze ernaar vroeg, zeiden ze dat het gewoon een plant is.’ Toen begreep Goslinga wat de zendelingen hadden bedoeld die schreven ‘er is iets in dit volk wat we niet begrijpen’.
Goslinga wilde weten hoe de oorspronkelijke Torajacultuur vervlochten is geraakt met het christendom.Tijdens zijn reis zag hij dat traditioneel vlechtwerk nog steeds een onderdeel van de cultuur is. In zijn boek Aluk to Dolo (De weg van de voorouders) toont hij voorbeelden daarvan: manden, ballen, sieraden en doosjes, gemaakt van rotan, bamboe en palmbladeren.
Duivelbanners
Nog altijd vlechten de Toraja’s zit- en slaapmatten. Meer rituele voorwerpen, zoals duivelbanners, zijn in de loop van de tijd in onbruik geraakt. ‘De priesters gebruikten die om het kwaad te bezweren of af te wenden’, vertelt Goslinga. ‘Door een haar in een gevlochten popje te weven werd de kwade geest op een dwaalspoor gebracht. Het popje werd daarna in het woud weggegooid, in de hoop dat het kwaad niet meer zou terugkeren.’
Terug in zijn studio is Goslinga de vlechtwerken gaan namaken. ‘Ik voelde een parallel met mijn opa, die de taal van de Toraja’s moest leren om hen te begrijpen. Het vlechtwerk was voor mij een ingang om terug te kunnen keren naar de “oude cultuur” en antwoorden te krijgen over de samenleving van de Toraja’s voor de komst van de Nederlanders. Mijn onderzoek is dus niet alleen gericht op de manier van vlechten maar ook op het gebruik van het object in de samenleving. Om tot een sluitend verhaal te komen in dit project was het ook belangrijk om beeld en verhaal te kunnen verenigen.’
Door: Jeroen Bos
Publicatie
Het boek Aluk to Dolo, van fotograaf Ringel Goslinga, is uitgegeven door The Eriskay Connection.
NRC | ZATERDAG 8 FEBRUARI & ZONDAG 9 FEBRUARI 2025
IN BEELD
Vlechtwerk als brug naar het verleden
Als kind was Ringel Goslinga (1969) gefascineerd door de studeerkamer van zijn opa, die vol stond met herinneringen aan Nederlands-Indië. Ondanks die nieuwsgierigheid liet zijn opa, die in 1933 als zendingsarts naar de Nederlandse kolonie werd gestuurd, weinig los over het verleden.
In 2017 reisde Goslinga naar Sulawesi, waar zijn opa ooit werkte, om de cultuur en geschiedenis van de Toraja-bevolking te onderzoeken. „Ik wilde begrijpen hoe het leven daar was voordat het christendom werd geïntroduceerd.” Nederlandse zendelingen werden in de eerste plaats naar het gebied gestuurd om de religie te verspreiden. De kerstening had een ingrijpende impact op de lokale bevolking, wier animistische rituelen verboden werden.
In zijn boek Aluk to Dolo (‘de manier van de voorouders’) verdiept Goslinga zich in de verloren tradities en rituelen van de Toraja-bevolking. Hij leerde zichzelf het traditionele vlechtwerk, een ambacht dat voor hem een brug vormde naar het verleden. „Het vlechten voelde als een meditatie. Het bracht me dichter bij de cultuur van de Toraja en maakte me bewust van de rijkdom van hun tradities.”
Goslinga’s boek is het resultaat van acht jaar onderzoek en persoonlijke reflectie. Met een combinatie van foto’s, archiefmateriaal en persoonlijke verhalen vertelt Goslinga niet alleen zijn familiegeschiedenis, maar ook het verhaal van het kolonialisme in Nederlands-Indië.
Ondanks de rol van zijn grootvader in het koloniale verleden, zegt Goslinga dat hij in Sulawesi met open armen werd ontvangen. In Nederland en Indonesië ontmoette hij zowel de „nazaten van de zendelingen als van degenen die zich tegen hen verzetten”. „Als maker wil ik die twee verhalen bij elkaar brengen, zonder er een oordeel over te vellen.”
Fotografie: Ringel Goslinga
Door: Yasmine Bouazzati
DE GROENE AMSTERDAMMER | DONDERDAG 16 JANUARI 2025
Donkere kamer
Familiegeschiedenis
Bij het uitgraven van zijn familiewortels in Nederlands-Indië stuitte Ringel Goslinga op een foto van een routineuze medische ingreep – of staat er meer op het spel?
Het is een indringend beeld. Is dat het woord dat ik zoek? Het is ook een intieme foto. Een foto die je kan doen terugschrikken, omdat je als kijker opeens zo ontzettend dichtbij bent. Misschien te dichtbij.
De kracht is niet alleen gelegen in de onderwerpkeuze. Hij vloeit ook voort uit de compositie. Uit hoe de rechte hoek van de witte tafel een herhaling vindt in de even scherpe hoek die daarboven wordt gevormd door de drempel en de openstaande deur. Uit hoe de kleur blauw, een vergelijkbaar aquamarijn, linksonder en rechtsboven het beeld domineert en hoe daartussen van linksboven naar rechtsbeneden een baan loopt die samenvalt met de scherptediepte.
Ik denk dat het die compositie is die maakt dat je überhaupt naar de foto kunt kijken. Die ervoor zorgt dat je niet meteen je blik afwendt, omdat je wordt overmand door die totale overdaad aan kwetsbaarheid in het midden van dat beeld. Hulpeloosheid, wilde ik aanvankelijk zeggen, maar dat is niet helemaal waar. Want wat is die hand die daar het groene pompje vasthoudt anders dan een helpende?
En wat maakt dan die kwetsbaarheid? Dat groene pompje en die dunne pleister die als een vers litteken het gave gezicht doorklieft? Dat dunne schoudertje dat vanonder het laken tevoorschijn piept? Het opgedroogde vocht rond de mondhoek? Dat buisje dat uit de mond steekt? Al die dingen spelen een rol, maar het zijn uiteindelijk die half geopende, waterige ogen. Die schijn van waken in combinatie met die toch ook zo duidelijke, diepe slaap. Er is een traan die zich nog even vastklampt aan de linkerooghoek – hij is nog net niet aan het rollen. Alsof een diepe emotie zich een weg door een dikke laag narcose heeft gebaand; een stil protest van het lichaam namens de geest.
Ik heb geen idee wat voor medische ingreep hier wordt uitgevoerd. Is het een routineuze of staat er meer op het spel? Veel meer? De foto komt uit Aluk to Dolo, van Ringel Goslinga. De fotograaf groef zijn familiewortels in Nederlands-Indië uit en maakte deze foto in het ziekenhuis waar zijn grootvader ooit als zendingsarts belandde. Goslinga vertaalt zijn titel als ‘het geloof van de voorouders’ en omschrijft zijn project als een reis in de tijd. Ik heb even getwijfeld over mijn keuze voor dit beeld, niet vanwege die kwetsbaarheid maar omdat het niet helemaal representatief is voor het project waarvan het een onderdeel is. Beelden van het ziekenhuis beslaan slechts een paar pagina’s in dit rijkgevulde boek – dat over meer gaat dan alleen een persoonlijke koloniale erfenis.
Ook nu heeft het ziekenhuis nog altijd een evangelist: Pendetta Petrus Palanda. Een wat gezette jongeman met een vriendelijke blik in zijn ogen en een bijbel onder zijn arm geklemd. Hij draagt een crèmekleurige blouse van glanzende stof en hij heeft zijn riem ondersteboven door de lussen getrokken, je moet je hoofd een kwartslag draaien om met enige moeite het woord op de gesp te kunnen lezen: ‘Bonjour’. Misschien, denk ik terwijl ik naar dat beeld kijk, is een foto uit dat ziekenhuis toch wel een goede keuze. Omdat de hele menselijke geschiedenis soms, en natuurlijk naast alle honger naar macht en verovering, zo duidelijk kan toeschijnen als een grote verdwazing waarin de wil om mensen en hun omstandigheden beter te maken zich vermengt met de wil om betere mensen te maken – en dat de zendingsarts die dubbelheid, die verwarring, perfect illustreert.
Na zijn reis naar Sulawesi raakte Goslinga steeds dieper geïnteresseerd in het traditionele vlechtwerk dat hij daar had aangetroffen. Hij moest een beeldtaal leren zoals zijn grootvader die ooit had moeten leren, schrijft hij. Maar het is, denk ik, meer dan dat: in de praktijk van het vlechten, in de concentratie en de herhaling, schuilt ook een manier om de tijd te overbruggen. In de geduldige handelingen vallen heden en verleden samen, en wordt de enige tijdreis die werkelijk binnen ons bereik ligt – de dingen te doen zoals ze altijd al worden gedaan – voltooid.
Ringel Goslinga – Aluk to Dolo (The Eriskay Connection, 2025)
Zendingshospitaal Elim, opgericht in 1929, is het oudste ziekenhuis in Tana Toraja.
Door: Jan Postma
PS PAROOL | DONDERDAG 30 JANUARI 2025
Fotoboek Aluk to Dolo
Van 1933 tot 1957 was de opa van fotograaf Ringel Goslinga zendingsarts in Celebes, het huidige Sulawesi. Goslinga was gek op zijn opa, die zijn studeerkamer en half museum aan objecten uit zijn tijd in Nederlands-Indië en Indonesië had. De achterliggende verhalen kreeg hij tot zijn spijt niet te horen.
In 2017 keerde Ringel Goslinga in Sulawesi terug en deed onderzoek naar zijn opa. Hij werd er als nazaat van een Nederlandse zendeling hartelijk ontvangen. In Nederland verdiepte hij zich verder in de cultuur van de Toraja’s, de bewoners van het zuidelijke deel van Sulawesi. In het bijzonder was hij geïnteresseerd in de verweving van de oorspronkelijke rituelen en kunst met door Nederlandse geestelijken beïnvloede elementen.
Het leidde tot het boek Aluk to Dolo (het geloof van de voorouders). De foto’s op deze pagina komen uit het boek. De Indonesiërs in beeld zijn medicijnen of bestanddelen van de sirihplant in te bewaren. Het kauwen van sirih (ook wel betel) leidt tot gekleurde lippen en zwarte tanden, zoals te zien is op de rechterbovenfoto. De foto linksonder is van een christelijke kerk in Sulawesi. De schedel op de foto rechtsonder ligt in een traditioneel rotsgraf.
Door: Peter van Brummelen
Ringel Goslinga: Aluk to Dolo, uitgeverij The Eriskay Connection, €40
VOLKSKRANT | DONDERDAG 27 NOVEMBER 2024
VLECHTMODUS
Als Ringel Goslinga (1969) vroeger, toen hij jong was, bij zijn gescheiden vader op bezoek was en hem vroeg naar diens jonge jaren in voormalig Nederlands-Indië, werd het gesprek abrupt gesmoord door een gebaar. Zijn vader haalde zijn hand langs zijn keel: kappen nou. De jonge Ringel dacht bij het gebaar eigenlijk altijd aan wat hij uit de verhalen had gehoord: dat zijn vader in Tana Toraja, het berggebied in Zuid-Sulawesi, in die tijd Celebes, tussen de koppensnellers had gewoond. In werkelijkheid bestond die traditie al niet meer sinds het einde van de 19de eeuw. Zijn vader vertelde hem nooit iets over zijn jeugd in Nederlands-Indië. Hij kwam op zijn 7de terug naar Nederland, getraumatiseerd door het bombardement op het interneringskamp waar hij tussen 1943 en 1945 verbleef. Ook zijn grootvader was spaarzaam met zijn verhalen over hoe hij als zendingsarts in Toraja had gewerkt. Als Goslinga weleens in diens werkkamer was, waar houtsnij werken en objecten stonden die hij niet kende en die een beetje vreemd roken, dan vóélde hij: dit is een andere wereld en daar wil ik alles van weten.
Het heeft even geduurd, maar begin december verschijnt zijn boek Aluk to Dolo, vrij vertaald: de riten van de mensen van weleer. Het is de naam die de animistische Toraja-bevolking gaf aan hun religie, gestoeld op voorouderverering. Die is gebaseerd op de overtuiging dat de geesten van de doden in de natuurlijke wereld blijven bestaan en het leven daar kunnen beïnvloeden, ten goede of ten kwade. Het is de vierde keer dat Goslinga zijn familiegeschiedenis als vertrekpunt neemt voor een fotoboek. Voor Family Tree (2007) maakte hij met een technische camera zwart-witportretten van de sociale cirkel rond zowel zijn vader als zijn moeder, om, als een soort antropoloog, te kijken of hij aan hun ‘stambomen’ kon zien hoe zijn (gescheiden) ouders van elkaar verschilden. Voor City People (2011) was de geboorte van zijn zoon uitgangspunt om een ‘momentopname’ van de stad Amsterdam te maken. Beginnend bij verloskundigen, thuiszorg, naar buren, straat, winkeliers en wijk. Bij het ontwerp van het boek werden de portretten als stippen over een denkbeeldige of onderliggende stadskaart gepresenteerd. Het project riep onder meer de vraag op welke invloed de omgeving heeft op je toekomst. Circling (2015) ging over een herinnering aan zijn vader na de scheiding. ‘Een rusteloze tijd gevangen in stadsportretten en afgewisseld met foto’s uit mijn familiealbum.’
Met Aluk to Dolo ontrafelt Goslinga opnieuw een netwerk, al kun je het in dit geval ook een geschiedenis noemen: dat van de Nederlandse gereformeerde zendelingen die naar Toraja gingen om de bevolking te kerstenen. Zijn grootvader was een van hen; van 1933 tot 1957 werkte hij als zendingsarts in het ziekenhuis van Rantepao, de hoofdstad van het gebied. Zijn eerste onderzoeksvraag, vertelt Goslinga in zijn appartement in Amsterdam, een paar weken voor de presentatie van zijn boek, was eigenlijk heel simpel: ‘Wat betekende het voor mijn opa om zendeling te zijn?’ Omdat zijn vader in 2017, het jaar dat hij met het project begon, al dementerend was en hij uit de verhalen van zijn ooms en tantes ook niet veel wijzer werd (‘Ze aten in hun jeugd Hollandse pot, droegen Hollandse kleren, kregen thuisonderwijs en speelden niet met Toraja-kinderen’) dook hij in de archieven van de Gereformeerde Zendingsbond. Daar stuitte hij al snel op het verhaal van de eerste zendeling, A.A. van de Loosdrecht, die in 1913 naar Toraja werd gestuurd om de animistische bevolking te bekeren tot het christendom, om er vier jaar later, op de veranda van zijn huis, met een speer te worden gedood. Later vond hij in het Utrechts Archief een vertrouwelijk rapport dat was gebaseerd op gesprekken met een hooggeplaatste Toraja. Daaruit kwam naar voren dat de moord een verzetsdaad was, gepleegd uit onvrede over het verwoestende effect van de zending. Ineens moest er belasting worden betaald over de runderen die de Toraja offerden tijdens hun dodenfeesten.Bomen moesten gekapt om daarmee huizen voor de missie te bouwen. Kinderen moesten naar school en konden niet meer op het land helpen. Gokken werd verboden. Dat was het drama vanwaaruit zijn verhaal kon ontstaan: van het botsen van twee culturen, waarbij de een de ander wegdreef van haar rituelen en gebruiken om die te vervangen door Jezus en de kerk.
Toen werd zijn onderzoeksvraag: wat is er door toedoen van de Nederlanders in Toraja verloren gegaan, en kan ik iets daarvan teruggeven? Minstens zo belangrijk was de vraag hoe hij dit in beeld zou brengen. In 2017 ging Goslinga, voor het eerst in zijn leven, naar Toraja. Hij had vier boekjes gemaakt met foto’s uit de familie albums, en foto’s uit het Nederlands Archief. Van de natuur, de mensen, de objecten, alles van rond de vorige eeuwwisseling. ‘Daarmee ben ik in de koffiebranderij gaan zitten, naast het hotel waar ik logeerde. Het bleek dé manier om met mensen in gesprek te komen; de meesten hadden nog nooit historische beelden van hun eigen cultuur, of van hun (over)grootouders gezien. Dat alles is hier in Nederland bewaard.’ In Aluk to Dolo zie je goed hoe Goslinga te werk is gegaan. Tegenover het archiefmateriaal zette hij de foto’s die hij in Toraja maakte. Natuur toen en natuur nu. Mensen toen en nu. Symbolen en gebruiken, toen en nu. Bij dat laatste vertrok hij vanuit de objecten die in de animistische cultuur werden gebruikt en die hij nog in de archieven kon vinden, op foto’s of in het echt. Zoals een duiveluitbanner waarmee ziekten werden verdreven. Maar ook gebruiksvoorwerpen als slaapmatten en hanenmanden, alles van natuurlijk materiaal ingenieus in elkaar gevlochten en geweven. In het hedendaagse Toraja trof hij van die objecten alleen de slaapmatten en de hanenmanden nog aan in het oorspronkelijke, natuurlijke materiaal. ‘De rest is ofwel niet meer in gebruik, of wordt van plastic gemaakt.’ Dat bracht Goslinga op een nieuwe laag in zijn project, een die Aluk to Dolo tot meer dan een fotografieproject maakt: hij zette zich aan het reproduceren van die objecten, op het monomane af. Patronen uittekenen op ruitjespapier. Uit bananendozen, zijn variant van vergankelijk en gratis materiaal, stroken knippen. Met een marker een kleur geven tot hij duizelig werd van de inktwalmen. Daarna vlechten tot objecten die soms niet werden zoals hij ze had uitgetekend, dan had hij verkeerd geteld en moest hij opnieuw beginnen aan zijn medicijndoosjes, ballen, hanenmanden, zijn dozen voor betelnoten die, als je erop kauwt, een soort verdoving veroorzaken. Zijn matten, eentje met een lengte van 4 meter, die hij als wandsculptuur heeft opgehangen. Hij deed het, zegt hij, om zich te verbinden met die groten deels verdwenen cultuur waarover hij van zijn familie zo weinig had gehoord. Natuurlijk, hij had onderzoek in de archieven gedaan, was in Toraja geweest, had met de mensen gesproken. ‘Maar door hun ambacht uit te oefenen, door weken en maanden het materiaal door je handen te laten gaan, maak je echt connectie. Zoals mijn opa de taal heeft moeten leren om de Toraja’s te begrijpen, zo deed ik dat door te vlechten.’
Hij is zich ervan bewust dat er mensen zijn die vinden dat dit culturele toe-eigening is. Natuurlijk heeft hij daar ook mee geworsteld, om ten slotte te concluderen dat hij dat anders ziet. ‘Mijn vader is in een andere cultuur geboren. Hij liep op blote voeten en klom in bomen. Eenmaal in Nederland werd hij een raar aapje genoemd. Hij functioneerde niet zoals zijn Hollandse leeftijdgenoten. Zelf je weg zoeken, dat heb ik van hem overgedragen gekregen. Vanuit dat opzicht voelt mijn onderzoek ook op dit vlak niet als culturele toe-eigening, maar als verbinding zoeken met (ontaarde) wortels.’ Bovendien sterken zijn contacten met de jongere generaties uit Toraja ( ‘Ik krijg er met elke post op Instagram nog steeds volgers bij’) hem in het idee dat er in al die jaren dat hij aan Aluk to Dolo werkte van een uitwisseling sprake is geweest. Dat het hele proces, van het lichten van de archieven tot het maken van de objecten, een beweging op gang heeft gebracht waardoor jongeren aan hun (over)grootouders in Toraja vragen stellen over hun eigen geschiedenis, hun eigen cultuur. Eigenlijk precies waar het bij hem allemaal ook mee is begonnen. Oordelen over wat er in het verleden is gebeurd, en wie er goed waren of fout, doet hij niet. ‘Met mijn boek’, zegt Goslinga, ‘geef ik de lezer de mogelijkheid om de relatie tussen de grote geschiedenis en de kleinere familiegeschiedenis, tussen heden en verleden, tussen de ene cultuur en de andere op zijn eigen manier te interpreteren.’
Fotografie: Ringel Goslinga
Door: Karolien Knols